hangen

{{hangen}}{{/term}}

I 〈onovergankelijk werkwoord〉

1 [neerwaarts gestrekt gehouden worden] pendre

2 [in neerwaartse richting afwijken; overhellen] pencher

3 [boven de grond gehouden worden] être suspendu

4 [tot straf opgehangen zijn] être pendu

5 [vast (blijven) zitten] être attaché (à)

6 [verlangen] aspirer (à)

♦voorbeelden:

1   zijn haren hingen hem voor de ogen • les cheveux lui tombaient dans les yeux

     〈geschiedenis〉 de hangende tuinen van Babylon • les jardins suspendus de Babylone

     de zeilen hangen slap • les voiles pendent

     het koord hangt slap • la corde est trop lâche

     de teugels laten hangen • lâcher la bride

     de wolken hangen laag • les nuages sont bas

     het schilderij hangt scheef • le tableau est de travers

     〈figuurlijk〉 uren aan de telefoon hangen • rester pendu pendant des heures au téléphone

2   hij hing op zijn stoel • il était affalé sur sa chaise

     〈van personen〉 over iets, iemand hangen • se pencher sur qc., qn.

     uit het lood hangen • surplomber

4   〈figuurlijk〉 ik mag hangen als het niet waar is • je veux être pendu si ce n'est pas vrai

     〈figuurlijk〉 tussen hangen en wurgen • entre l'enclume et le marteau

     met hangen en wurgen • à grand-peine

     〈figuurlijk〉 als hij niet meewerkt, hang je • s'il ne marche pas, tu es fichu

→ {{link=bui}}bui{{/link}}, {{link=hoofd}}hoofd{{/link}}, {{link=keel}}keel{{/link}}, {{link=leugen}}leugen{{/link}}, {{link=lucht}}lucht{{/link}}

5   blijven hangen • 〈letterlijk〉 stagner; 〈figuurlijk〉 s'attarder (qp. chez qn.)

     〈figuurlijk〉 aan iemand blijven hangen • rester collé à qn. sans trop savoir pourquoi

     〈figuurlijk〉 hij hangt overal aan hem • il le suit partout

     〈figuurlijk〉 hij hangt erg aan vrouw en kinderen • il est très attaché à sa famille

     zijn betoog hing van platheden aan elkaar • son exposé était cousu de platitudes

¶   hangende zijn • être en instance

     het hangt erom • rien n'est encore décidé

II 〈overgankelijk werkwoord〉

1 [bevestigen] (sus)pendre

♦voorbeelden:

1   de was buiten hangen • étendre le linge dehors

     zijn jas aan de kapstok hangen • accrocher son manteau (au portemanteau)

Deens-Russisch woordenboek. 2015.